Wanneer komt er een eind aan het egoïsme dat liever katten dan kinderen wil?

Deze vraag stelde pater Werenfried van Straaten, o. pream., in 1992.* Het antwoord op deze vraag heb ik in Noorwegen gevonden. Meer dan elders in Europa heerst hier de gedachte dat het krijgen en grootbrengen van kinderen een vorm van dienstbetoning aan de samenleving is. Daarom bieden de belastingbetalers, via de demokraties gekozen overheid, ouders een breed pakket aan vergoedingen en voorzieningen aan, zoals vruchtbaarheidsbehandelingen, financiële ondersteuning, kinderopvang en riante regelingen voor ouderschapsverlof. (Ik herinner me het afscheid van een collega die tien jaar in dienst was geweest. Bijna niemand wist wie zij was, aangezien zij in die periode vier kinderen had gekregen. Nu was ze toe aan een nieuwe uitdaging.) Mede als gevolg van de collectieve voorzieningen is het aantal geboorten per vrouw hier sterk gestegen, veel meer dan in de rest van Europa (uitgezonderd IJsland). Thans ligt de vruchtbaarheid in Noorwegen op 1,90 kind per vrouw, tegen circa 1,72 in Nederland.

Mensen krijgen niet alleen meer kinderen dan elders in Europa, ze krijgen ze ook op jongere leeftijd. Kinderen lijken ook meer zichtbaar dan in Nederland: dagelijks zie ik talloze peuterklassen in reflexvestjes over straat lopen en natuurlijk in het museum waar ik werk. Ja, het personeel van de kinderopvang schrikt er niet voor terug met het grut de natuur in te trekken! Daarnaast brengen vaders – deels verplicht – veel meer tijd met hun jonge kinderen door. Zie je een aantrekkelijke jongeman over straat lopen, dan is de kinderwagen niet ver weg. De mensen van mijn leeftijd hebben meestal al bijna volwassen kinderen, maar al mijn jongere collega’s zijn in het afgelopen jaar tenminste één keer zwanger geweest of vader geworden.

Sinds ik in Noorwegen woon, is zodoende het besef ingedaald dat ik tot een nieuwe minderheid behoor, namelijk die van de kinderlozen. Dit vermoeden werd officieel bevestigd toen ik laatst het programma zag van een kletsconferentie over ‘diversiteit’. Naast de gebruikelijke thema’s over gender en culturele diversiteit (onder andere islamitisch dan wel Pools onderwijs in Noorwegen), was er ook een voordracht over kinderloosheid. (Ik had daar best naartoe gewild, maar moest ook nog naar de Biltema.)

De Noorse maatschappij is helemaal ingericht op het gezin met jonge kinderen. Alles wat te koop is wordt als ‘kindvriendelijk’ aangeprezen. Je kunt heel goed met een dubbele kinderwagen in het openbaar vervoer reizen, en er is voor alle kinderen plaats in de kinderopvang. (Maar als je toch liever de kinderen thuis houdt, krijg je daar een vergoeding voor.) Je ziet het ook in de openbare ruimte: overal speelplaatsen met speeltoestellen.

Speelplaats Rådyrlia

Tijdens de vergadering van de Bewonerscommissie waar wij (verplicht) lid van zijn, spraken we over de inrichting van de speelplaats, en wat dat zoal kost. Eén van de aanwezige buurtbewoners vroeg of er eigenlijk iets bekend was over de behoefte aan een speelplaats op die plek. (Het schijnt dat-ie de laatste jaren niet veel wordt gebruikt.) Nee, zei de voorzitter, maar dat doet er niet toe. Er is namelijk regelgeving die voorschrijft dat er per zoveel inwoners zoveel vierkante meter speelplaats is. Wel mochten we zelf beslissen over de inrichting ervan. De aanwonenden waren in het verleden niet zo erg happy geweest met een basketballveld naast de deur. We besloten tot een voorziening voor de allerjongsten… De Bewonerscommissie organiseert ook de jaarlijkse Schoonmaakdag. Bij die gelegenheid raakte ik met een vriendelijke buurtgenoot aan de praat. Ik vertelde hem dat ‘we’ hier vorig jaar in oktober waren komen wonen. Ohja? zei hij, En hoe oud zijn jullie kinderen?

* ‘Maria en het vierde beest’, pp. 5-11 in Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht. Handleiding voor het oecumenische Rozenkransgebed van katholieke en orthodoxe gelovigen geïnspireerd door de Boodschap van Fatima. Kirche in Not 1992, Königstein.